
Herman Bavinck
13 dec 1854 – 29 juli 1921
Herman Bavinck, is geboren op 13 december 1854 te Hoogeveen en stierf op 29 juli 1921 te Amsterdam.
Bavinck was de zoon van de afgescheiden dominee J. Bavinck. In 1870 ging hij naar het gymnasium in Zwolle, waar hij drie jaar verbleef. In 1874 ging hij naar Leiden waar hij kennis maakte met de moderne theologie van Scholten en Kuenen. In 1880 behaalde hij de doctorale graad in de godgeleerdheid met een dissertatie over De Ethiek van Ulrich Zwingli. Kort na zijn promotie werd hij gevraagd om het hoogleraarsambt aan de Vrije Universiteit te bekleden. Bavinck bedankte voor dit hoogleraarsambt!
Nadat hij een jaar predikant in Franeker was geweest, werd hij in 1882 benoemd tot hoogleraar aan de Theologische School te Kampen. Bavinck heeft meegewerkt aan vernieuwing van het Gereformeerde denken, maar ook aan het Gereformeerde leven heeft Bavinck als hoogleraar meegewerkt. Hij ging daarin vooral terug in de tijd, naar Johannes Calvijn. Zijn brede blik ziet men vooral ook in zijn Kamper oratie van 18 december 1888 over De Katholiciteit van Christendom en Kerk, als hij daar zegt: “Het Evangelie is een blijde boodschap is niet slechts voor de enkele mens, maar ook voor de mensheid, voor gezin en maatschappij en voor de Staat, voor kunst en voor wetenschap, voor de hele kosmos, voor heel het zuchtend creatuur …”. Het geloof heeft de belofte van de overwinning van de wereld. En dat geloof is katholiek, aan geen tijd of plaats aan geen land en aan geen volk gebonden.
In 1889 werd hem voor de tweede keer het professoraat aan de Vrije Universiteit aangeboden. Hij bedankte opnieuw, maar in 1902 ging zijn benoeming uiteindelijk door en hield hij zijn inaugurele rede. Bavinck begreep de jongeren van zijn tijd en voelde met hun mee, omdat hij een open blik had naar de toekomst. Hij was het die jongeren in aanraking bracht met het geestelijk leven buiten hun kring.
Bavinck heeft op zijn sterfbed gezegd: “Aan mijn geleerdheid heb ik nu niets meer, alleen het geloof maakt mij zalig”.